Sfeerfoto

De Waarheidsvriend

‘Je mag er zijn zoals je bent.’ In de wereld van de psychologische hulpverlening – ook de christelijke – is dit een veelgehoorde uitspraak. Veelal is de ontvanger van de boodschap iemand die worstelt met zijn of haar zelfbeeld. Toen ik zelf psychologie studeerde, raakte ik onwillekeurig onder de indruk van de kracht van deze benadering. Er wordt een vorm van erkenning, van onvoorwaardelijke aanvaarding mee uitdrukt. Ontegenzeglijk kan de uitwerking daarvan op een gekwelde geest bijzonder heilzaam zijn. Tegelijkertijd voel je intuïtief dat de schoen ergens wringt. Want hoe valt deze royale (zelf-)waardering te rijmen met de theologische idee dat de mens onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?

Dit boek beoogt precies op deze thematiek in te gaan. In het voorwoord zegt de auteur, die als GZ-psycholoog werkzaam is bij Eleos, geen boek te kennen dat ‘met echte antwoorden komt voor christenen die zich baseren op de gereformeerde leer’. Ik ken zo’n boek ook niet. Daarom is Goed dat je er bent alleen al vanwege de gekozen insteek een waardevolle aanvulling op de vele titels die op dit gebied reeds beschikbaar zijn. Daarnaast zou ik een drietal punten willen aanstippen waarmee dit boek zich onderscheidt.

In de eerste plaats is de psychologische interpretatie van het gebod ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’ opvallend. In christelijk psychologische lectuur wordt uit deze woorden nogal eens afgeleid dat zelfliefde een gebod van God (en om die reden legitiem) is. Auteur Sarina Brons echter trekt uit deze en andere Schriftplaatsen de conclusie dat zelfliefde in de Bijbel niet geboden, maar verondersteld en tegelijk niet afgekeurd wordt. Dat is een belangrijk nuanceverschil.

In de tweede plaats legt de auteur uit dat een gezond zelfbeeld op twee ‘benen’ leunt: het been van het doen en het been van het zijn. Het eerste heeft te maken met je gedrag (wat je kunt of presteert), het tweede met wie je bent als persoon. De onbevangen erkenning van het ‘been van het doen’ vond ik verrassend. Deze leeservaring werd nog versterkt door het openhartige laatste hoofdstuk, waarin de auteur beschrijft hoe het ‘doen’ ook voor haarzelf belangrijk bleek. Tegelijkertijd spoort zij de lezer aan om óók te leunen op het ‘been van het zijn’. Hierbij vormt de relatie tot God en medemensen een belangrijke helpende factor. Beide benen zijn nodig voor een gezond zelfbeeld. In beide gevallen voorziet de schrijfster ook in een theologische onderbouwing (nader uitgewerkt in een tweetal bijlagen).

Een derde kenmerkend element in dit boek is dat er een theologisch onderscheid gemaakt wordt tussen soorten mensen. Hier voel je de auteur zoeken, waarbij zij uiteindelijk uitkomt bij het verschil tussen (ware) gelovigen en ongelovigen. Zij gaat niet voorbij aan wegen waarlangs ook de niet-bekeerde medemens kan komen tot aanvaarding van zichzelf. In de kern vindt zij die in het door God geschapen zijn van de mens en het restant van het beeld van God in hem. Hier doet zich echter het risico voor dat de onzekere lezer toch weer verstrikt raakt in het spanningsveld tussen goede en gevallen schepping. Wellicht biedt de notie van het verbond in dit verband een steviger theologisch houvast. Tegelijkertijd blijf ik ergens huiverig voor het zoeken naar zelfaanvaarding buiten een verzoende relatie met God. Hoewel de auteur aan het belang van dit laatste allerminst voorbijgaat, blijven op dit punt bij mij de meeste vragen over.

Desalniettemin is dit boek, dat verrijkt is met vele voorbeelden uit de praktijk, een aanrader voor de (gereformeerde) christen. Het belang van dit boek moge verder nog blijken uit een symposium dat in oktober rond deze thematiek gehouden is. Kortom, goed dat dit boek er is.

G.F. Willemsen

Deze website maakt gebruik van cookies

Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer

Sluiten