In haar werk als psychologe komt Sarina Brons veel mensen tegen met een laag zelfbeeld. Mensen die zichzelf niets goeds toeschrijven, tobben over wie ze zijn en hoeveel ze ertoe doen. Dat kan hun functioneren soms ernstig belemmeren. Niet zelden komt bij gesprekken met die mensen de Bijbel ter sprake. We zijn ‘onbekwaam tot enig goed zegt de Catechismus. Betekent dit dat de gereformeerde leer een laag zelfbeeld promoot? In haar boek gaat Brons op zoek naar een realistisch zelfbeeld. Hoe ziet dat eruit in Gereformeerd perspectief? Zowel de kant van de psychologie als de theologie wordt hierbij belicht.
Ieder mens heeft een eigen plek op aarde, zo vermeldt hoofdstuk één. Je mag er zijn. Mensen ontlenen ook hun waarde aan wat ze kunnen. Zijn en kunnen zijn essentieel voor een goed zelfbeeld. Hoofdstuk twee zoomt in op eigenschappen. Wat die voor ons betekenen en in hoe we ermee moeten omgaan dat we nooit ons ideaalbeeld kunnen bereiken. De volgende twee hoofdstukken laten zien wat de gevolgen zijn van een negatief zelfbeeld. Het wordt duidelijk dat een negatief zelfbeeld weinig goeds brengt. Een laag zelfbeeld vraagt bijvoorbeeld veel aandacht en heeft het nodig om door anderen steeds bevestigd te worden. Tegelijk laat de auteur zien hoe negatieve denkpatronen doorbroken kunnen worden. De hoofdstukken 5 en 6 met de bijbehorende bijlagen vormen het centrum van het boek. De auteur maakt daarin een onderscheid tussen de horizontale en de verticale relatie. Als iemand iets met goede intenties doet, mogen we dit ‘goed’ noemen.
Met een aantal citaten laat de auteur zien dat dit altijd erkend is in de gereformeerde traditie. ‘Natuurlijke gaven’, ‘resten van het Beeld van God’, ‘algemene genade’ zijn een aantal benamingen waarmee Calvijn en Ursinus willen aangeven oog te hebben voor de horizontale relatie waarin we als mensen op een goede manier met elkaar kunnen omgaan. Wat in de schepping is gelegd is niet geheel verdwenen. In de verticale relatie, met het oog op wat God van ons vraagt, ligt het anders. God vraagt volmaaktheid. Onze ‘goede’ werken’ zijn dat niet. Volmaaktheid kan er alleen zijn in Christus. Andermaal in het spoor van de gereformeerde traditie laat de auteur zien dat niet iedereen door God geliefd wordt. Wie niet in Christus is, ligt onder het oordeel. Wie vanuit Christus leeft, brengt vrucht voort.
Het volgende hoofdstuk stelt nogmaals het onderscheid tussen de horizontale en verticale relatie aan de orde. Vanuit wat observaties en een enkel onderzoek laat de auteur zien dat gereformeerd-zijn niet hoeft te betekenen dat je een negatief zelfbeeld hebt. De volgende hoofdstukken geven adviezen voor de opbouw van een realistisch zelfbeeld. De begrippen zelfontplooiing en zelfverloochening worden besproken. Het boek vindt haar eindpunt in het bekende citaat van Augustinus: ‘Gij hebt ons tot U geschapen. Onrustig is ons hart totdat het rust vindt in U, o God’.
Voor een onderwijzer bevat dit boek een schat aan pedagogisch onderricht. Om maar een greep te doen: vanuit de hoofdstukken één en twee kun je bedenken hoe je zelfbeeld van kinderen kunnen versterken.
‘Moet je kijken wat we nu kunnen, jongens!’ ‘Jij kan goed opruimen!’ Dit is een bevestiging van het doen van kinderen. Dat kan warmte en stil genot in de klas brengen. We kunnen in ons compliment ook een onderliggende kwaliteit benoemen. ‘Jij bent muzikaal!’ Of ‘jij laat nu op een mooie manier zien wat geduld is’. Nog mooier is om kinderen te bevestigen in hun zijn. ‘Jongen, jij moet nu even de klas uit, omdat het niet meer gaat. Maar je moet niet denken dat ik je niet mag. Ik mag jou graag en dat kun je toch niet veranderen, wat je ook doet.’ De meeste bevestiging van het zijn van de kinderen, zit hem niet in woorden. Dat is een hand op de schouder, een glimlach, het ontvangen van een kind, ook in zijn boosheid en fouten. Natuurlijk binnen duidelijke kaders, maar dat spreekt voor zich.
Het boekje plaatst ook de leerkracht voor de spiegel. Als de leerkracht vroeger nooit onvoorwaardelijke liefde heeft ontvangen, hoe kan hij dan kinderen ontvangen in hun pijn en verdriet? Hoeveel leerkrachten lopen op één been en halen slechts hun waardering uit wat ze doen, met alle gevolgen van dien?
Genoeg te leren dus uit dit boek. De betrokkenheid op haar cliënten en de ervaring met het onderwerp straalt van elke bladzijde. Het is breder van thematiek dan andere bekende boekjes (Ik denk aan Roest Niets moet, alles mag, Van der Voet Waarom moet ik altijd helpen en Keller Bevrijd van jezelf) Die breedte heeft wel als nadeel dat ik de grote lijn soms wat kwijt raak door de veelheid van onderwerpen. Een ander verschil met de literatuur is dat Brons het gesprek aan gaat met de gereformeerde leer in haar volle implicaties. Wanneer iemand vanuit horizontaal perspectief goed handelt, rust –vanuit verticaal perspectief- de toorn van God toch op hem.
Ik denk dat veel mensen voordeel kunnen doen met die twee perspectieven. We hanteren ze in het dagelijks leven (gelukkig) al volop, maar bij momenten van bezinning over het mensbeeld en pedagogische aanpak, worden ze soms niet gehanteerd, waardoor er verwarring ontstaat.
Dat brengt mij bij het laatste punt. Het lijkt mij dat het hanteren van die twee perspectieven in de praktijk spanning oproept. Iemand die zichzelf geen plekje op de wereld geeft, heeft een gevoel van diepe onrust. De wereld is een bedreiging en het ‘zelf’ wordt telkens afgebrand tot de grond toe. Bij zo iemand zal de psycholoog boodschappen afgeven als: ‘Het is OK’ ‘Je doet het goed’ Terwijl vanuit verticaal perspectief de boodschap tegelijk luidt: ‘Het is niet in orde tussen God en de mens!’ ‘Je kunt niets goeds doen’. Of nog scherper verwoord: In alle onrust en vertwijfeling is God het enige rustpunt. Christelijke denkers hebben er telkens op gewezen dat de mens zó gemaakt is dat hij in alle onrust en vertwijfeling een rustpunt heeft in de dingen van God. In het besef dat geschapen-zijn betekent dat je waardevol bent – wat leidt naar Gods goedheid en liefde. In het besef dat mensen je zomaar kunnen afwijzen, maar God niet – waarin Gods trouw kan worden ervaren. Ik denk dat christelijke therapie gebruik zal maken van deze ingeschapen intuïties, ongeacht wie ze voor zich heeft. Dat ze de cliënt hieruit rust probeert te geven. Maar tegelijk luidt vanuit verticaal perspectief de boodschap dat God buiten Christus een Verterend Vuur is bij Wie niemand wonen kan. Breekt dan de ene boodschap de andere af? Het lijkt me dat deze paradox moeilijk kan zijn in de praktijk van de hulpverlening. Maar dit is de interpretatie van een buitenstaander, mogelijk beleeft een psycholoog dat anders. Misschien stof voor een volgende publicatie?
J. de Olde MSc
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer