Mijn dochter (6 jaar) is vaak bang voor dingen. Bijvoorbeeld voor de hond bij de buren. Maar ook bijvoorbeeld om een hand te geven als we familie ontmoeten. Hoe kunnen we het beste met haar angsten omgaan?
Ieder kind is wel eens bang. Zeker onbekende situaties kunnen maken dat een kind liever eerst de kat uit de boom kijkt. Het wordt problematischer het als een kind heel vaak bang is en zich terugtrekt in een eigen veilige wereldje. Zo ook bij dit meisje dat ik Lisette zal noemen.
Bij angst speelt vaak vermijding. Datgene waar Lisette zo bang voor is, dat doet ze niet. Liever maar geen handen geven. Dit vermijden geeft een gevoel van opluchting: gelukkig hoeft ze niet allerlei angst te doorstaan als ze iets niet doet. Die opluchting maakt dat ze een volgende keer ook weer liever de angstige situatie vermijdt. Alles is beter dan weer die angst te ervaren. Dus liever maar niet naar de buren, want dan heeft ze ook niet met die akelige hond te maken die misschien wel bijt.
Angst kan ervoor zorgen dat we geen gevaarlijke dingen doen. Een vreemde luid blaffende hond aaien is niet verstandig. Maar angst kan ook overtrokken zijn. Het is niet nodig om voor alle honden bang te zijn. Natuurlijk kan een hond bijten, maar de kans dat hij het doet, is niet zo groot als een hond los loopt en als de baas zegt dat hij geen kwaad doet. Lisette heeft echter niet de kans om dit te ontdekken als ze de hond elke keer uit de weg gaat. Ze blijft bij haar idee dat hij haar de eerstvolgende keer zal aanvallen. Wat te doen met deze angst?
Allereerst is het belangrijk om het gevoel van Lisette serieus te nemen. De eerste reactie kan beter niet zijn dat haar angst onzin is en volstrekt niet terecht is. Lisette is bang en het is goed om dat gevoel te benoemen. 'Ik zie dat je bang bent.' Ook al is haar angst volstrekt onterecht, geef dan toch erkenning voor het gevoel dat ze heeft. Gebeurt dit niet, dan zal ze een volgende keer haar angst proberen te verbergen en dat lost niets op.
Het benoemen van het gevoel is belangrijk om Lisette te laten begrijpen welk gevoel ze heeft en haar daarna verder te helpen. Ontdek waar Lisette precies bang voor is. Is ze bang voor het geblaf? Of dat hij tegen haar opspringt? Of haar zal bijten? Of schrikt ze vooral van onverwachte bewegingen? Uitleg over hoe blij een hond is als hij haar ziet, kan haar helpen om zijn enthousiasme te begrijpen.
Het is beter om 'enge' situaties niet te vermijden omdat de angst daardoor alleen maar toeneemt. Julia krijgt dan geen kans om haar angstige verwachting bij te stellen omdat ze nooit merkt dat het allemaal best meevalt. De hond eet haar niet op en de mensen aan wie ze een hand geeft, ook niet. Als ze vaker merkt dat er geen akelige dingen gebeuren, zal de angst langzaam minder worden. Julia hoeft geen hondenliefhebber te worden, maar het is beter dat honden haar niet langer een immense angst inboezemen.
Vaak is bij angst het voorbeeld van ouders belangrijk. Kinderen letten op hoe ouders met een bepaalde situatie omgaan. Stel dat ouders zichzelf ongemakkelijk voelen om op een verjaardag iedereen een hand te geven, dan merkt Julia dat. Bijvoorbeeld omdat haar ouders heel vroeg naar een verjaardag gaan. Of het zo kort en onopvallend mogelijk houden. Als haar ouders daarentegen onderweg enthousiast vertellen dat ze het zo leuk vinden om iedereen weer te ontmoeten, zullen ze iets anders uitstralen. Dit heeft zijn weerslag op een kind, want kinderen lezen van ouders af wat passend is in een bepaalde situatie.
Als een kind bang is, is het belangrijk om niet te forceren omdat dit vaak averechts werkt. De angst kan zakken als Julia er meer van overtuigd raakt dat de hond inderdaad niets kwaads doet. Dat gaat waarschijnlijk niet in één keer, maar in stapjes. Julia kan zelf meedenken wat zou helpen. Bijvoorbeeld als de buurman de hond vasthoudt en zij hem aait. Eerst over zijn rug, want de kop is nog te griezelig. Als ze haar angst aan het overwinnen is, is het goed om haar te prijzen en complimenten te geven. "Wat goed van je dat je dit durft!" En als ze weer een stapje verder gaat door ook de kop te aaien, nog een compliment. Of als ze hem bal laat apporteren en ze hem een brokje durft geven als beloning. "Knap zeg, dat hij al naar je luistert".
Als het gaat om een hand geven, kan het helpen als Julia eerst aan de hand van ouders meegaat. Wellicht eerst alleen meelopen zonder een hand te geven. Later een hand geven aan twee mensen die zij uitkiest. Forceer hierin niet, maar geef haar tijd. Als ze het makkelijker vindt als ze een knuffel meeneemt, dan kan dat. Ga eventueel mee in de fantasiewereld. "Kijk, je beer vindt het ook leuk om te zien wie er allemaal is. Hij ziet dat jij nog niet zo goed durft. Laat de beer maar een handje geven, want hij durft het al wel." De volgende stap om zelf een hand te geven, is dan minder groot. Ouders kunnen vertellen waarom mensen het fijn vinden als je hen een hand geeft. Je laat daarmee zien dat je het fijn vindt dat ze er zijn.
Julia is wat bangelijk aangelegd. Ze kan de neiging hebben om te piekeren en erg in te zitten over dingen die gaan gebeuren. Ouders kunnen dit lastig en irritant vinden. Toch doen ze er beter aan om begripvol te reageren. Ze kunnen duidelijk maken dat veel kinderen dingen niet zo zeker weten. Het kan al heel wat helpen als Julia haar hart kan luchten en merkt dat ouders meedenken. Ouders kunnen haar daarop proberen gerust te stellen. "Je bent bang dat hij je bijt. Heb je dat al eens gezien? Wat heb je wel gemerkt? Inderdaad, als je goed let op de baas, dan zie je vanzelf wel of jij bang moet worden. Je kunt het altijd vragen aan een baas of zijn hond geen kwaad doet."
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer