Het lukt niet. Ik heb al van alles geprobeerd, maar telkens dooft het vuur weer. De kans om zomaar een vuurtje te maken was een Belgische surprise. Via de campingbaas regelden we hout en een vuurton. Toen de vlammen steeds niet doorzetten, kwam de lampolie eraan te pas. Kortdurende fik, daarna alles weer uit. Nog een idee: een blok een tijdje boven de brander. Resultaat: een half verkoold hout, allemaal roet op het gasfornuis, maar geen vlammen.
Wat nu? Teleurgesteld zoek ik oplossingen. Zou het hout dunner gekloofd moeten worden? Ik zie met enige afgunst dat de groep iets verderop het veld, er al warmpjes bij zit. Ik overleg met mijn echtgenoot. Zouden we niet hun kunnen vragen om hulp? Goed idee. Wil hij erheen lopen? Nee. Hij wil nog best een avondje wachten om het hout wat droger te laten worden. De kinderen en ik willen dat uitstel niet. Maar mijn echtgenoot gaat het niet vragen. Daar baal ik van. Vuur maken is toch mannenwerk. Hij moet het maar in orde maken! Waarom hij blijft weigeren, begrijp ik niet.
Het draait erop uit dat als ik niets vraag, we vanavond geen vuur zullen hebben. Ik kijk eens om de hoek van de dennenbomen en spreek mezelf moed in: ik kan het best vragen, ze zullen vast wel helpen. Gelukkig wil mijn zoon wel mee. Honderd meter is ver als je met lood in je schoenen loopt, want het is toch wel eng om groep rouwdouwers te benaderen. Als we halverwege zijn, wil mijn zoon terug. Dat kan ik niet gebruiken, want dan durf ik zelf ook niet meer. Ik probeer hem over te halen, helaas al in het zicht van de groep. Tevergeefs. Omdat ik weet dat ze ons allang gezien hebben, loop ik door. "Wij eten je niet op hoor, vertel maar wat er is." Opgelucht vertel ik van onze vergeefse pogingen. Ik voel me dom en hulpeloos, maar de stoere mannen hebben direct door waar het probleem zit. "Pak aan meissie". Met droge aanmaakhoutjes, een doosje en de bijl mag ik het opnieuw proberen.
Onze avond wordt gered. Al vlug fikt het hout als een tierelier en komt een weldadige warmte ons tegemoet. Een van de kerels komt kijken en vertelt dat hij met geen stok in een hotel te krijgen is. Nee, buiten met een eigen vuur, dat is het. Door zijn jarenlange ervaring krijgt hij ons vuur in een mum van tijd hoog opgelaaid, waarmee hij grote bewondering oogst. Daar is het hem natuurlijk ook om te doen.
Dan ineens begrijp ik het. Als een man moet bekennen dat hij niet eens vuur kan maken, voelt dat als een afgang. Onzin natuurlijk, want op andere gebieden zal de ander juist een leek zijn. Een vrouw mag hulpeloos aankloppen om raad. Het is geen schande als zij 'mannenwerk' niet voor elkaar krijgt. Vrouwen mogen afhankelijk zijn en worden nog graag geholpen ook.
Ik deel mijn inzicht later rond het vuur. Het klopt precies, zo blijkt. Een ding vraag ik me nog wel af. Waarom vertelde hij niet gewoon dat het zo werkt, dan had ik het eerder begrepen. Een korte glimlach is het antwoord. Ach ja, dat had ik zelf intussen kunnen weten. Een man staat niet graag in zijn hemd. En dat vuurtje was eerlijk gezegd vooral mijn idee.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer